© 1999 Michael Janus
Rijmwoordenboek op Facebook Volg me op twitter   Cookie-instellingen aanpassen

SYNONIEMEN VOOR ______

SYNONIEMEN VOOR:


DEZELFDE BETEKENIS (SYNONIEMEN):

______ als werkwoord:

1: vinden, aantreffen, ontdekken, tegenkomen
2: leven, in leven zijn, niet dood zijn, ademen
3: werken, arbeiden, beroep uitoefenen, dienst draaien
4: wassen, baden, douchen, poedelen
5: houden, behouden, bewaren
6: verkrijgen, bemachtigen, verwerven, behalen, winnen, binnenhalen
7: hebben, bezitten, beschikken over, in bezit zijn van, bevatten
8: maken, bouwen, creëren, compileren, fabriceren, scheppen
9: meelopen, conformeren, meepraten, jaknikken, volgen
10: rijmen, dichten, gedicht maken, rijmelen, poëzie schrijven
11: stoppen, eindigen, beëindigen, ophouden, afsluiten, staken, onderbreken
12: werken, functioneren, draaien, doen, in bedrijf zijn
13: worden, geraken
14: innen, incasseren, beuren, opstrijken
15: werken, inspannen, moeite doen, zwoegen, zweten
16: hebben, krijgen, verkrijgen, bemachtigen, verwerven, ontvangen
17: gaan, lopen, zich begeven
18: vinden, menen, geloven, van mening zijn, denken
19: zoeken, najagen, betrachten, nastreven
20: krijgen, oplopen, opdoen, vatten
21: zoeken, opsporen, traceren, speuren
22: schoonmaken, poetsen, boenen, schrobben, schoonborstelen
23: maken, repareren, fixen, herstellen, oplappen
24: wassen, schoonmaken, reinigen
25: afbreken, slopen, kapot maken, ontmantelen, demonteren, vernielen, verwoesten
26: wassen, spoelen, de was doen, uitspoelen
27: beginnen, stichten, oprichten, vormen
28: kijken, turen, loeren
29: werken, uitzetten, kromtrekken, zwellen
30: nieten, vastmaken, bevestigen, krammetje zetten


______ als zelfstandig naamwoord:

31: wereld, aarde, onze planeet, aardbol, aardkloot
32: school, academie, opleidingsinstelling, instituut, onderwijscentrum
33: kalender, agenda
34: in het jaar, anno
35: werk, baan, beroep, job, functie, ambt, betrekking, aanstelling
36: huis, woning, pand
37: geheim, geheimpje, mysterie, raadsel
38: vertrouwen, geloof, trust, overtuiging
39: werk, inspanning, moeite, klus, prestatie
40: relatie, kennis, zakenvriend
41: Kerstmis, kerst, kerstfeest, kerstdagen, 25 december, X-mas,
42: werk, klus, dienst, taak, karwei, opdracht, verrichting
43: tijd, moment, even, tel, ogenblik
44: land, natie, staat, rijk
45: huis, onderdak, woonruimte, onderkomen, thuis, oord, stek, verblijf
46: school, opleiding, richting, onderwijs
47: cadeau, cadeautje, pakje, presentje, geschenk, gift
48: kat, poes, feline, felis catus, katje, cat, miauwerd, miauwmiauw
49: gedicht, rijm, rijmpje, versje, rijmelarij, dichtstuk, poëzie, dichtwerk
50: vagina, schede
51: school, schoolgebouw, schoolpand, campus, educatief centrum
52: era, tijdperk, tijdvak, epoch, tijdsgewricht
53: kut, vulva
54: slappeling, watje, pussy, slappe hap, softie, doetje
55: land, weiland, akker, wei, weide, veld
56: hond, woefwoef, trouwe viervoeter, blaffer, hondje, fikkie


______ als eigen naam:

57: Mick, Michael, Mike, Mickey


______ als bijvoegelijk naamwoord:

58: leuk, aantrekkelijk, mooi, aardig, knap, charmant, sympathiek
59: goed, braaf, fatsoenlijk, kuis, deugdzaam, gepast, proper
60: dicht, dense, op elkaar, ondoordringbaar
61: thuis, eigen, vertrouwd, bekend met
62: groot, fors, stevig, flink, enorm, omvangrijk
63: slecht, fout, incorrect, verkeerd, misplaatst
64: vol, geheel, volledig, faliekant
65: slecht, gemeen, boosaardig, duivels, evil, onaangenaam, naar, laag-bij-de-gronds
66: vol, gevuld, tot-aan-de-rand
67: geheim, heimelijk, stiekem, verhuld, verborgen
68: thuis, in huis, binnen, aanwezig
69: levend, ademend, in goede gezondheid, goed-en-wel
70: af, klaar, voltooid, gereed, gepiept
71: leeg, ledig, op, inhoudsloos, hol
72: grappig, lollig, leuk, geestig, amusant, vermakelijk, geinig, lachwekkend, komisch, humoristisch
73: slecht, zeer matig, gebrekkig, niet ok
74: vies, onsmakelijk, goor, smerig, ranzig, walgelijk, niet-te-vreten
75: eerlijk, oprecht, fair, betrouwbaar, zuiver, juist, gemeend, ongelogen
76: lekker, prettig, fijn, goed, heerlijk, aangenaam, plezierig
77: goed, prima, ok, in orde
78: dun, rank, smal, iel, slank, fijn
79: groot, riant, royaal, ruim bemeten
80: vol, rond, mollig, voluptueus, wulps
81: lekker, sexy, aantrekkelijk, knap, mooi, goddelijk, verleidelijk
82: lekker, smakelijk, heerlijk, zalig, verrukkelijk, hemels, delicieus
83: goed, super, top, uitstekend, fantastisch, voortreffelijk, klasse
84: moe, uitgeput, op, leeg, kapot, opgebrand, afgemat, afgepeigerd, bekaf, uitgeteld
85: goed, vers, fris, smakelijk, lekker
86: dik, vet, zwaarlijvig, gezet, corpulent, volslank, mollig, zwaar, vol
87: leeg, vrij, vacant, onbezet
88: vies, vuil, smerig, smoezelig, groezelig, muf, stinkend, onrein
89: vies, vunzig, obsceen, schunnig
90: kut, waardeloos, klote, balen, prut, bagger, shit, vreselijk, afschuwelijk


______ als bijwoord:

91: samen, gelijk, gelijktijdig, tegelijkertijd
92: aan, ingeschakeld, operationeel, actief, on, powered
93: mee, mede
94: uit, over, verbroken, afgelopen, klaar, voorbij, finito, schluss
95: wel, zeker, vast en zeker


______ als voornaamwoord:

96: de hele wereld, alles, iedereen
97: jou, jij, je, u, ge, jijzelf, jouzelf
98: elkaar, mekaar, elkander


______ als voorzetsel:

99: op, boven, bovenop,
100: uit, buiten, extern
101: af, eraf, vanaf, niet erop
102: op, in, bij
103: aan, langs
104: uit, vandaan, vanuit, van




ZEG HET ANDERS:


31: globe, derde-rots-van-de-zon, Terra, moeder Aarde
34: gedateerd op, d.d., ontprongen in
47: verrassing, attentie, kleinigheidje, aardigheidje, speciaal-voor-jou,
48: tijger, leeuw, lynx, vogelverslinder, muizenvanger
50: trechter, snee, opening, foef
53: poesje, vosje, flamoes, doos, pruim, snee, voorbibs, bermuda driehoek




96: overal, in het hele universum, allesomvattend, het aller meest
97: jij als persoon, jouw lijf, jouw aanwezigheid




MEER SPECIFIEK (HYPONIEMEN):


36: huis, flat, appartement, kamer, studio, villa
46: basisschool, kleuterschool, HAVO, MAVO, VMBO, VWO, MBO, HBO, Gymnasium
48: poes, kater, kitten, katje
49: sonnet, haiku, limerick, rondeel, elfje, kwatrijn
56: reu, teef, tekkel, poedel, herder, golden retriever, labrador, chihuahua








MINDER SPECIFIEK (HYPERNIEMEN):


50: vrouwelijk geslachtsoorgaan
53: vrouwelijk geslachtsoorgaan








BIJNA HETZELFDE:

1: zoeken, opsporen, traceren, speuren
21: snuffelen, onderzoeken, ontdekken, vinden, detecteren
24: schoonmaken, reinigen, zuiveren, poetsen, boenen, schrobben, schoonborstelen
27: vestigen, opbouwen, openen, creëren, invoeren, funderen, gronden

32: college, academie, universiteit
33: tijdschema, weekoverzicht, jaaroverzicht, calendar app
47: donatie, gift, schenking
54: lafaard, bangerik, angsthaas, schijterd, schijtluis, bangepoepert


62: dik, zwaar, potig, sterk, fiks, robuust
67: cryptisch, versleuteld, vervormd, vaag, ondergronds, confidentieel
79: mega, kolossaal, reusachtig, immens

95: uiteraard, natuurlijk, absoluut, zeker weten





ZEG HET ANDERSOM (ANTONIEMEN):

1: verliezen, kwijt zijn, kwijt raken
2: sterven, doodgaan, overlijden, heengaan, eindigen
8: afbreken, slopen, kapot maken, ontmantelen, demonteren, vernielen, verwoesten
11: beginnen, starten, aanvangen, aanvang nemen, aftrappen, initiëren, van start gaan
25: maken, bouwen, creëren, compileren, fabriceren, scheppen



59: slecht, gemeen, boosaardig, duivels, evil, onaangenaam, naar, laag-bij-de-gronds
62: dun, rank, smal, iel, slank, fijn
63: goed, correct, foutloos, ok, spot on, perfect
65: goed, braaf, fatsoenlijk, kuis, deugdzaam, gepast, proper
66: leeg, ledig, op, inhoudsloos, hol
67: open, eerlijk, openhartig, transparant, openlijk
69: dood, levenloos, gestorven, overleden
71: vol, gevuld, tot-aan-de-rand
73: goed, prima, ok, in orde
74: lekker, smakelijk, heerlijk, zalig, verrukkelijk, hemels, delicieus
77: slecht, zeer matig, gebrekkig, niet ok
78: dik, vet, zwaarlijvig, gezet, corpulent, volslank, mollig, zwaar, vol
82: vies, onsmakelijk, goor, smerig, ranzig, walgelijk, niet-te-vreten
83: slecht, waardeloos, beroerd, belabberd, kut, brak
86: dun, rank, smal, iel, slank, fijn
87: bezet, vol, ingenomen
90: goed, super, top, uitstekend, fantastisch, voortreffelijk, klasse

94: het is aan, in verkering, iets met elkaar hebben
95: niet, noch, geenszins, in geen geval





GERELATEERDE WOORDEN:


31: land, zee, zon, maan, zonnestelsel, globetrotter, reizen, ondekkingsreiziger, wereldveroveraar
32: bachelor, master, BUL, propedeuse
34: datering, geschiedenis, oudheid, gebeurtenis
35: loopbaan, carrière, sollicitatie, vacature, banenmarkt, functioneringsgesprek, beoordeling
41: kerstboom, kerstbal, kerstvakantie, kerstmarkt, kerstdiner
46: leraar, lerares, klas, groep, huiswerk, leren, vakken, vakkenpakket, toets, proefwerk, schoolkamp
48: kattenvoer, kattenbak, muis, speeltje, miauwen, negen levens, spinnen
49: rijmen, dichten, strofen, metrum, sinterklaas, kerst
53: vagina, schaamlip, clitoris
56: hondenvoer, halsband, hondenpoep, waaks, trouw, blaffen



93: ook, eveneens, samen

97: eigen, jouw, jullie, wij, hij, zij, ik, van mij
98: samen, zich




IN SAMENSTELLING VAN:





meegaan, meedoen, meelopen, meenemen, meebrengen, meeleven, meewerken, meevragen







BRON: Mick

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.


L1R